dinsdag 6 oktober 2009

Ina Post en haar "topadvocaat"

We willen nog eens terugkomen op de zaak van Ina Post.
Er zijn een aantal strafadvocaten in Nederland die in de media worden aangeduid als “topadvocaat”. Een van hen is strafpleiter Gerard Spong. Regelmatig is ook hij op de televisie te zien in de bekende praatprogramma’s en dan is hij graag bereid uitgebreid over zijn zaken te spreken. Kijkers moeten wel de indruk krijgen dat er geen betere pleitbezorger is dan deze advocaat. Op dit moment is hij weer veelvuldig in de media aanwezig omdat hij de verdediging op zich heeft genomen van een van oorsprong Argentijnse Transavia-piloot die destijds zou hebben meegewerkt aan de dodenvluchten van het Argentijnse regiem. Graag geeft hij zijn mening over de aanhouding van deze man.

Maar er zijn ook zaken waarover hij kennelijk liever niet spreekt. Een van de zaken die de laatste jaren nogal wat aandacht in de media heeft gekregen is de zaak van Ina Post. De Hoge Raad heeft inmiddels het vonnis vernietigd en de zaak terug verwezen naar het Gerechtshof in Den Bosch. De kans is daarmee groot geworden dat Ina Post na 23 jaar eindelijk haar herziening krijgt.

Hoewel Gerard Spong destijds als advocaat van Ina Post is opgetreden hebben wij hem nooit over deze zaak in de media gehoord en dat is toch vreemd zou je als buitenstaander zeggen.

Ina Post zelf vindt dat helemaal niet vreemd, zij wordt nog steeds woest als zij aan het optreden van deze “topadvocaat” in haar zaak denkt.

Lezing van de stukken leert dat advocaat Spong zich bij de verdediging van Ina Post bijna uitsluitend heeft gericht op vermeende fouten in de procedure in plaats van kritisch naar de inhoud van het dossier te kijken en goed te luisteren naar zijn cliƫnte. Als hij dat wel gedaan had, had hij als wij gezien dat de bekentenis van Ina Post niet klopte met de feiten, dat er in het dossier niets stond over het verzilveren van de cheques van de Nutsspaarbank bij V&D in Den Haag, dat de conclusies van het handschriftonderzoek niets voorstelde en dat hij hierover een contra-onderzoek had moeten vragen.
Hij had moeten zien dat er grote overeenkomsten waren tussen de diefstal van cheques van mevrouw Kolstee en de diefstal van cheques van mevrouw Veira twee jaar eerder.
Hij had moeten zien dat de politie de zaak Veira kennelijk verder niet had onderzocht terwijl toch duidelijk was dat het handschrift op de gestolen cheques in beide zaken van dezelde persoon afkomstig was.
Hem had toch moeten opvallen dat het wel heel vreemd was dat Ina Post wel voor de zaak Kolstee vervolgd werd maar niet voor de zaak Veira.
Maar niets van dit alles.

Ina Post was en is daarom zeer ontevreden over het optreden van haar raadsman en om die reden heeft zij op 8 januari 1988 een schriftelijke klacht tegen Spong ingediend bij de Raad van Toezicht voor de Orde van advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Op 6 april 1988 gaf advocaat Spong zijn schriftelijke reactie op de klacht van Ina Post.
In zijn brief aan de voorzitter van de Orde schrijft hij onder meer:
Het gebeurde in onze gesprekken regelmatig dat mevrouw Post bij confrontatie met belastend bewijsmateriaal en gevraagd naar commentaar daarop of in huilen uitbarstte of zich in stilzwijgen hulde.

Welk belastend bewijsmateriaal zou de raadsman hier bedoelen? Wij hebben dergelijke bewijzen niet in het dossier aangetroffen.

Uitvoerig en meerdere malen heb ik alle bewijsmiddelen aan haar voorgehouden en haar om commentaar gevraagd.
Uit den treure heb ik haar gesproken over het meest cruciale bewijsmiddel, te weten haar bekentenis. Mevrouw Post repeteerde steeds hetzelfde antwoord: zij was onschuldig, begreep niet dat er bewijs tegen haar was en had
een bekentenis afgelegd omdat ze bang was.


Dit gedeelte uit de brief van de raadsman zegt eigenlijk alles, de raadsman vond dat er voldoende bewijs tegen Ina Post was en dacht dat zij schuldig was. Het feit dat zij bleef volhouden onschuldig te zijn, vond hij kennelijk alleen maar lastig.

Toen mevrouw Post de fatale schrijfproef moest afleggen begon zij opmerkelijk hevig te zweten, hetgeen in het proces-verbaal is vastgelegd. Met mevrouw Post heb ik ook dit detail uitvoerig besproken. Haar verklaring luidde dat zij altijd bij het minste en geringste begon te zweten.

Ten aanzien van het gedrag van Ina Post tijdens de schrijfproef maakte de raadsman daarmee dezelfde fout als de politie, hij dacht kennelijk ook dat de zenuwen te maken hadden met de schuld van Ina Post. Kennelijk had de raadsman geen kritiek op de interpretatie van het OM ten aanzien van de uitslag van de schrijfproef, daarmee gaf hij aan de betekenis van het rapport van de schriftkundige over de schuldvraag niet doorgrond te hebben.

Misschien is het dus wel verstandig dat hij niets over de zaak van Ina Post zegt. Sommige zaken zijn gewoon niet uit te leggen.